This a future tense which is used to say what will happen. The futur proche differs from the futur simple as it uses the verb aller when . Indicatif futur antérieur. Dans cet article nous allons comparer le futur proche et le futur.
All exercises in this section are designed and written by Andrew Balaam. If you spot a mistake or have any comments, please send me an e-mail .
Neem de juiste vorm van het werkwoord aller. Zet er een heel werkwoord achter. Woordvolgorde: onderwerp - vorm van aller - heel werkwoord . Ze gaan het materiaal terugzetten. Learn vocabulary, terms, and more with flashcards, games, and other study tools. Op mijnwoordenboek kun je.
FR: aller Vertaal Voorbeelden Synoniemen. Revision of next future tense with aller plus infinitive.
Good practise work with extensions. Excellent at both KSor KS4. Le futur proche , también conocido como futur composé, es la forma del futuro. Se forma con el verbo aller en presente y el infinitivo del verbo principal.
Re-write in futur proche. Fiche de travail pour utiliser le verbe aller au futur proche (je vais faire) - Fiches FLE. Werkblaadje om de futur proche in te oefenen. Eerst wordt het werkwoord aller herhaald en hoe de nabije toekomst juist gevormd wordt.
Cet après-midi, on va aller se baigner. De futur proche gebruik je als je iets wil aangeven dat je gaat doen in de. Deze tijd wordt gevormd door het hulpwerkwoord aller te vervoegen . You will know it is the futur proche if there is a form of the verb aller (to go) in the present tense, followed directly by an infinitive. Français niveau débutant, LE FUTUR PROCHE.
The French verb ALLER is a very often used irregular verb, and. Pour le futur proche , on peut aussi seulement dire : je vais, tu vas, etc. Nabije toekomst - oefeningen - exercices.
Transformez les verbes au présent en futur proche. Twitter Share French exercise Au futur .
This construction is known as the futur proche. Nous allons faire du ski. In this lesson, we look at “le futur proche ”, or the French near future tense. Futur simple, Futur antérieur. Que ce soit au présent, passé composé, passé, imparfait, conditionnel, futur , subjonctif, impératif ou.
Elle (aimer) aller à la pêche. Il ( aller ) en ville avec ses parents. Konjugation von „ aller “. Le verbe aller est un verbe du 3e groupe ( aller ). Exemples : Je vais travailler.
De nabije toekomende tijd drukt uit dat er iets zeer binnenkort gaat gebeuren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.